Geschiedenis

Het gilde St. Joris – St. Barbara heeft een rijke geschiedenis die ver terug gaat in de tijd. In haar huidige vorm is het gilde ontstaan vanuit een fusie van de twee Maarheezer gilden op 17 Juli 1959. Ondanks dat we de precieze oprichtingsdata van beide gilden niet kennen, vermoeden we dat hun oorsprong ongeveer 500 jaar terug gaat. Toch is de leeftijd van het gilde geen kwestie van raden, maar van feiten. Getuige het meesterteken van de koningsvogel is de vogel gemaakt door de Bossche zilversmid Geffert Willemse. Deze werkte tussen 1503 en 1557. Het keurmerk verwijst naar de jaren 1512/1513 (cfr.: Noordbrabants Museum: Zilver uit ’s Hertogenbosch, 1985) Vermoed wordt dat het medaillon met daarop de patroonheilige, St. Joris, van nog oudere datum is. Het is aannemelijk dat de vogel van het St. Barbara gilde, gemaakt door dezelfde zilversmid, uit dezelfde periode stamt.

Deze korte geschiedschrijving zal de weg terug volgen. Ze is gebaseerd op twee boekwerken “Handel en wandel van de Maarheezer gilden door de eeuwen heen” en het tweede “Koningen en koningsschilden van de Maarheezer Gilden”. Deze zijn geschreven door onze gildebroeder, Bert Mulder. Hij heeft geput uit verschillende archieven en de standaardwerken van J.A. Jolles “De schuttersgilden en schutterijen van Noord Brabant, overzicht van wat nog bestaat; 1933 en 1934” 

Het gilde St. Joris – St. Barbara.

Vanaf de eerste wereldoorlog lijden zowel het St. Joris als het St. Barbara gilde een zieltogend bestaan. In 1959, in een uiterste poging om de gilden van de ondergang te redden, vinden beide besturen elkaar. In het toenmalige Hof van Holland vindt op 17 juli 1959 de fusievergadering plaats. Uit de ledenlijst van die tijd blijken beide gildes gezamenlijk 24 leden te hebben waarvan er behalve de bestuursleden 5 op de vergadering aanwezig waren.

In september van dat jaar wordt weer om de koningstitel gestreden door de gefuseerde gilden. Het feit echter dat er 2 officiële koningen kwamen, geeft aan dat er van echte verbroedering nog geen sprake was.

In 1961 wordt een nieuwe schutsboom in gebruik genomen bij café 't Haasje. Een nieuw aangeschafte kruisboog wordt ingewijd. Dit kruisboogschieten is al snel geen succes. De gildebroeders stoppen al hun activiteiten, hetgeen tot gevolg heeft dat het ledental in 1969 verder verminderd is tot 15. Nieuwe bestuursleden ( Pierre Kiggen, Harrie van Himbergen, Bert Mulder) proberen in 1978 het tij opnieuw te keren.  Er wordt besloten een nieuw geweer te kopen en vergunning verkregen voor het oprichten van een schutsboom in het Hoenderven.(De oude moest wijken voor de verdubbeling van de E9.). Op 3 mei 1980 is het zover. Met vereende krachten wordt de nieuwe schutsboom geplaatst. Na plaatsing van een ‘schaft’ wagen als eenvoudige schuilhut, tevens materiaalwagen, is het nieuwe schutterterrein klaar. In hetzelfde jaar staat er weer een echte koning op in de persoon van Pierre Kiggen. Vanaf dan valt een gestage groei van ledenaantal te constateren.

Inmiddels wordt er onderling veel geschoten, is het gilde conform de eisen van de moderne tijd ingeschreven in de Kamer van Koophandel en heeft het gilde statuten. Het uit 1902 daterende reglement is aangepast. Er wordt een uniformenfonds ingesteld en trommen aangeschaft. Langzaam maar zeker zet het herstel in en groeit vanuit het voorzichtige begin in 1959 een volwaardig en trots gilde. Vendeliers, klaroenblazers en een standaardruiter completeren het geheel. Met veel inzet wordt door de gildebroeders op het sportpark gewerkt aan een eigen onderkomen. Op 22 april 1995 vindt de officiële opening van ‘de Schutse’ plaats. Een gezellige ontmoetingsplaats waar op 3 schutsbomen geschoten kan worden.

 Het gilde gaat de nieuwe eeuw in met een beschermheer, Everard Winters. Er wordt enthousiast deelgenomen aan allerlei activiteiten in en buiten het dorp. In 2007 wordt door het gilde de kringgildedag van kring de Kempen georganiseerd. 52 gilden komen op bezoek in Maarheeze. Het is een prachtige zonnige dag en de sponsoren laten zich van de goede kant zien.

Door de toename van het leden aantal wordt de behoefte aan een groter gildehuis steeds groter. In het weekend van 29-30 juni 2013 vindt de opening plaats van de nieuwe Schutse en wordt tevens het 500 jarig bestaan gevierd. Onder de button "Fotoalbum" ziet u hiervan een mooie impressie.

Gilde St. Joris.

In oude stukken spreekt men over het St.Barbaragilde als de 'jong schut'. Daaruit mogen we concluderen dat het St.Jorisgilde het oudste is. Van de oudst geschiedenis is echter nog maar weinig bekend. Jollesvermeldde bij zijn inventarisatie van de bezittingen van het gilde de volgende zaken (inmiddels verdwenen)

-   de oude kaart of reglement uit 1658,
-   twee opschrijfboekjes met perkamenten kaft uit de 18e eeuw plus nog twee van latere datum,
-   twee aktes van aankoop van grond uit 1837 en 1839

Uit oude aktes blijkt echter wel dat het gilde in de 18e en 19e eeuw een bloeiende vereniging was  met inkomsten uit landhuur, rente uit uitstaande gelden en uit verkoop van koren en stro. Dit laatste wijst er op dat men ook zelf de gildeakker(s) bewerkte. Dat het gilde een actieve vereniging was in die periode blijkt ook uit de 22 koningsschilden en de netwerksjerpen die nog steeds in ons bezit zijn. Dat het er ook levendig aan toe ging, lezen we in de dagboekaantekeningen van Meester Panken uit Bergeyk, die de gilden in 1869, 1875 en 1879 bezocht . Hij schrijft: “Er bestaan twee gilden die van St. Joris en van St.Barbara. Die van St. Joris schieten om de drie jaren naar de papegaai. Jaarlijks teren de mannelijke en vrouwelijke leden afzonderlijk. Het dansen zooals zulks door de volwassen jeugd van ouds in dorpsherbergen geschiedde tijdens de kermis is afgeschaft, zoo mede het dansen bij het teren der gilden door de mannelijke en vrouwelijke leden onder elkander. Nog  heeft de de kermis een zeer oud gebruik achtergelaten dat bestaat in eene nakermis voor de vrouwen. Elke vrouw of jonge dochter wier man of huisgenoot gildebroeder is wordt in het schutslokaal onthaald op bier en drie mastellen. Hierbij gaat het gewoonlijk zeer vrolijk en rumoerig toe”

Na de brand van 1914 meldt de Meierijse Courant  dat er nog weinig animo is om een nieuw vaandel te kopen, de puf lijkt er uit te zijn. Dit blijkt ook uit de aantekeningen van Jolles, als hij vermeldt: “De grond is verkocht en de opbrengst wordt opgeteerd. Wegens gebrek aan belangstelling heeft men al voorgesteld te delen. Er wordt geen koning meer geschoten sinds de geweren in 1914 zijn ingeleverd. Op een enige tijd geleden belegde vergadering ter bespreking der vooruitzichten waren 7 man opgekomen. Kans op herleving schijnt er niet te zijn.”  Een situatie die tot 1959 niet veranderde.

Gilde St. Barbara.

Ondanks dat het St. Barbara gilde in een akte van 1602 de ‘Jonge Schutterije’ wordt genoemd, blijkt ook uit tekens op de koningsvogel dat dit gilde mogelijkerwijs al in de beginjaren van de 16e  eeuw is ontstaan. Vermoedelijk is het ontstaan uit een kerkelijke broederschap, een genootschap gericht op verdieping van het geestelijk leven. De Maarheezer kerk bezat in 1520 al een altaar toegewijd aan St. Barbara.  ”Deze genootschappen vormden fondsen, stichtten altaren en kapellen en richtten beelden op. Men viert de mis op het eigen altaar, brandt kaarsen zet luister bij aan processies en vieringen, begraaft de eigen doden en houdt van tijd tot tijd feestmalen. Later gaan die broederschappen over tot het invoeren van ontspanningselementen: ze schaffen wapens aan, gaan schietwedstrijden houden en op de vogel schieten zoals schuttersgilden doen” (Schuttersgilden van  Noordbrabant, Willem Iven, Jan Bogaarts en Teo van Gerwen).

Van het oude St. Barbara-gilde zijn, ondanks dat Jolles hiervan bij zijn inventarisatie niets vermeldde, nog diverse documenten bewaard gebleven:

-  notariële aktes uit 1787, 1810 en 1829
-  een reglement uit 1830 en een uit 1901,
-  een notitieboekje met perkamenten kaft plus nog een notitieboek over de jaren 1822 tot 1870
-  een kasboek beginnende in 1923.

Deze documenten geven een inzicht in het reilen en zeilen van het gilde. Het gilde bezat in het begin van de 19e eeuw ongeveer 1 ha grond, deels verhuurd, deels door de gildebroeders zelf bewerkt. In een Reglement uit 1830 lezen we:

”Ieder guldebroeder die vee houdt zal verplicht zijn jaarlijks twee behoorlijke karren mest te brengen op den akker die hem door de Dekens zal worden aangewesen, het mest moet goed zijn en ter genoegen der Dekens zijn. 
Die mest mogt brengen dat niet goed was zal verplicht zijn het zelve van den akker te varen en dan voor ieder kar zoodanig slegt mest te betaelen een som van vijftig cent 
Een ieder zal het mest op de bepaalde uuren op den akker moeten brengen op een boete van dertig cents blijvende niet min verpligt om het mest als nog te brengen. 
Die geen mest heeft betaalt jaarlijks een som van veertig cents te kermis. Wanneer den akker moet opgeworpen worden is ieder guldebroeder die geordonneerd word verpligt aldaar te verschijnen en behoorlijk te helpen.”

De oogst van de gilde-akkers (rogge, boekweit, spurrie en stro) werd aan de leden verkocht. De verkoop van stro vond plaats met Maarheeze kermis, terwijl rogge en boekweit werden verkocht op 4 december, de naamdag van St. Barbara. Op deze dagen vonden bovendien de teerdagen plaats, de donderdag na de kermis was gereserveerd voor de ‘Wieverschut’.

In de vorige eeuw werd koning geschoten op een vogel die bevestigd was aan een wiek van de molen in de 'Hagelkruissche Akkers'. Jolles registreerde in de dertiger jaren nog 19 koningsschilden, hiervan bleken er in 1959 nog 14 over ( ’t schild van 1913 is in 1986 weer in ons bezit gekomen). Ondanks dat er na de eerste wereldoorlog geen schilden zijn bijgekomen, blijkt uit documenten dat in 1919, 1927 en 1937 koning schieten heeft plaatsgevonden. Dat het St. Barbara – gilde steeds actief is gebleven blijkt ook uit het feit dat in 1940 het gilde 37 leden telde en door de Zusters Ursulinen uit Hamont een nieuw vaandel werd gemaakt voor een bedrag van 79,- gulden. Toch betekent de tweede wereldoorlog een terugslag voor het gildeleven. Een bestuurslid schrijft hierover:

“10 Mei 1940 Nederland wordt overvallen door de Duitse troepen. Het verenigingsleven wordt lam gelegd. De geweren zijn reeds ingeleverd en er kan zodoende geen koningsschieten en prijsschieten meer plaats hebben. Het teren kan ook niet meer regelmatig plaats vinden daar er geen sterke drank en bijna geen bier meer verkrijgbaar is.

In 1941 30 Aug. overlijdt Jos Thijssen kapitein en secretaris der vereniging. Het bestuur is niet meer voltallig en het benoemen van dekens op de normale wijze vindt geen doorgang.

Soms wordt er op bescheiden wijze een glas bier gedronken, indien dit te krijgen is. Alles bij elkaar zit er niet veel animo in wat zijn oorzaak vindt in de moeilijke tijdsomstandigheden. In en op 20 Sept. 1944 wordt Maarheeze bevrijd en alles is zo ontredderd dat de eerste voorname bijeenkomst plaats heeft op 4 Dec 1945.”

Het gilde lijkt zich te herpakken. In 1947 wordt een nieuwe schutsboom geplaatst en in 1948 wordt men lid van de kring Kempenland en neemt men deel aan een kringdag in Nuenen. Dit levert een bronzen medaille op, gewonnen door Jan v.d. Putten als oudste deelnemer aan die kringdag. In 1949 worden twee trommen aangeschaft en zijn er tamboers in opleiding. Het klinkt allemaal hoopvol, toch is de opleving niet van lange duur en wordt de animo langzaamaan minder. In 1955 verdwijnt de  post ,,contributie bond “ uit het kasboek, een veeg teken.

Zo blijft het sukkelen tot de besturen van St. Joris en St. Barbara in 1959 elkaar vinden. Naar wat we nu weten een geslaagde poging om de gilden van de ondergang te redden.